carmenmenten2
Naar de boomgaard

Een appel die gevallen was
Lag sloom te soezen in het gras
Een oorworm kietelde zijn vel
En in de lucht vloog een libel
Gelegen onder lome bomen
Begon de appel plots te dromen
Van wat hij nu nog worden wou,
Een gave appel , rijp en rauw
Sap of jam of moes of wijn
Leek hem zomaar niet fijn
Maar toen hij dacht: ' ik word een boom'.
Kwam er een koe- hap slik, weg droom